Op 20 oktober kreeg Freddy Horion andermaal het deksel op de neus:  de Gentse strafuitvoeringsrechtbank wees zijn verzoek tot elektronisch toezicht opnieuw af.   Volgens de rechtbank blijft een residentiële opname nodig, als tussenstap, alvorens een enkelband overwogen kan worden.   Die redenering is niet nieuw, maar de Gentse rechtbank stelt nu wel “…dat de overheid haar verantwoordelijkheid niet neemt door voldoende en geschikte instellingen te voorzien”.  En nog: “Het is daarom te betreuren dat er op heden nog geen geschikte instelling is gevonden”.

Daarmee sleept de impasse, die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in mei 2023 al had aangeklaagd, verder aan. In een stuk dat eerder dit jaar in De Juristenkrant verscheen, reconstueerden we de stappen die tot dusver gezet werden. Eén van die pistes komt nu nadrukkelijk opnieuw in het blikveld: de plaatsing in het transitiehuis.  Het is een piste die al door de Gentse strafuitvoeringsrechtbank en het Antwerpse Hof van Beroep werd opgeworpen. Ook de Belgische overheid noemde het aanvankelijk, in eerdere actieplannen die werden ingestuurd ter opvolging van de zaak in Straatsburg, een interessant denkspoor. Tot dusver stootte Horion echter twee keer op een gesloten deur, zo stelt de Gentse strafuitvoeringsrechbank in zijn vonnis van 20 oktober.  De Gentse rechtbank betreurt dit: de rechtbank is immers van mening dat de plaatsing in een transitiehuis in combinatie met een “doorgedreven psychologische ondersteuning” een “ideale tussenstap naar buiten” kan zijn.  En de rechtbank voegt nog toe: “Misschien kan de vraag opnieuw gesteld worden”.

Misschien kan de vraag opnieuw gesteld worden

Maar alvorens die vraag opnieuw te stellen, lijkt een signaal van de uitvoerende macht toch aangewezen. Dat de transitiehuizen, in hun huidige staat, op de rem staan, is te begrijpen. In tegenstelling tot nieuwe gevangenissen, die in zwaar beton worden gegoten en die via PPS-contracten minimaal een kwarteeuw bestaanszekerheid genieten, worden de transitiehuizen op dit moment gekenmerkt door een fragiele structuur en infrastructuur:  financiering gebeurt via tijdelijke subsidies, huisvesting is geen zekerheid, werkingsmiddelen hangen af van wat de overheid verwacht, … 

Dit impliceert dat indien méér wordt verwacht – bijvoorbeeld wat personele omkadering voor begeleiding en opvolging betreft – dat ook perfect mogelijk moet zijn. Dat werd zo verduidelijkt in het Verslag aan de Koning bij het KB van 22 juli 2019, in antwoord op een opmerking van de Raad van State: ‘Het is niet aangewezen om dit begrip (TD: ‘voldoende personeel’) te preciseren. Het project van elk transitiehuis kan immers verschillend zijn: het ene transitiehuis kan misschien de nadruk leggen op het werken in groep, een ander zal misschien werken rond psychologische begeleidingen of het werken rond verslaving … Het aantal noodzakelijke personeelsleden zal bepaald worden per transitiehuis, in functie van het project van elke inrichting” ( ‘Verslag aan de Koning’ bij het KB van 22 juli 2019).  Daarmee ligt de bal in het kamp van de uitvoerende macht: niets staat de overheid in de weg om één of meerdere transitiehuizen met een eigen insteek “in functie van het project” te laten inrichten – of om deze zelf in te richten, zonder omweg of subsidieregeling, indien er geen gegadigden zijn.

It’s a man’s world

Het blijft bevreemdend dat de plaatsing in een transitiehuis, die bij wet is geregeld, met allerhande exclusieven en no pasarans omgeven blijft.  Op dit moment komt geen enkele vrouwelijke veroordeelde in ons land voor plaatsing in aanmerking: transitiehuizen, it’s a man’s world. Veroordeelden voor zeden- of terreurfeiten kunnen er evenmin terecht. Dit is paradoxaal:  ze kunnen immers wel een aanvraag tot elektronisch toezicht, beperkte detentie of voorwaardelijke invrijheidstelling indienen bij de strafuitvoeringsrechtbank. De logica lijkt zoek: indien de transitiehuizen vooral dienen om lang(er)gestraften te begeleiden bij een geleidelijke terugkeer naar de vrije samenleving, dan lijken net dergelijke veroordeelden het meest gebaat bij een dergelijke plaatsing.

Het vonnis van de Gentse strafuitvoeringsrechtbank biedt een kans om de plaatsing in een transitiehuis te herdenken en eindelijk werk te maken van differentiatie  – we hadden het daar al eerder over. Een dergelijke differentiatie kan meteen, het sluit aan bij het regeerakkoord en het zou een oplossing bieden voor zowel het structureel probleem in hoe de transitiehuizen momenteel functioneren als het individuele probleem in het dossier-Horion, dat intussen al ruim zeven jaar aansleept.

Leave a comment